‘Vragen naar de manier van kijken, denken en doen van de cliënt levert een schat aan informatie op, die een team veel mogelijkheden voor reflectie en inzicht biedt’, stelt Yvonne van Gilse, directeur LOC Zeggenschap in zorg. ‘Hiermee kun je de relatie met cliënten bewuster en dus ‘waarde-voller’ vorm en inhoud geven.’ Een pleidooi om cliënten ‘meestal’ te betrekken bij moreel beraad.
De zorg is wat mij betreft een van de meest inspirerende sectoren om in en voor te werken. Reden is dat er geen andere sector is waar mensen samen een - vaak intieme - relatie met elkaar moeten aangaan, terwijl zij niet voor elkaar gekozen hebben. En dan heb ik het over de relatie tussen de cliënt en de zorgverlener. Elke dag weer laten honderdduizenden cliënten en meer dan een miljoen zorgverleners zien hoe mensen, ook onder moeilijke omstandigheden, in staat zijn tot ‘medemenselijkheid’. Omdat zij samen het beste proberen te geven aan die niet verkozen relatie. En dat vind ik een uitermate inspirerend gegeven. Dat gezegd hebbende, is het natuurlijk ook zo dat er veel mis kan gaan in die ‘zorgrelatie'. En daarom moet je als zorgverlener en cliënt zicht hebben op wat er in die relatie gebeurt. Op waarom dingen goed gaan of juist niet, bijvoorbeeld via ‘moreel beraad’. En dus zou ook de cliënt daarbij betrokken moeten zijn. Maar hoe doe dan? En moet dat altijd? Meestal wel, zou mijn antwoord zijn.
Want stel dat in een team een vraag speelt die heel specifiek over ‘het team’ lijkt te gaan zoals: ‘Moeten wij als collega’s onze cliënten altijd hetzelfde benaderen?’ Je zou denken dat dit een vraag is die het team zelf moet beantwoorden, en dat cliënten daar toch niet iets specifieks over zouden kunnen vertellen. Maar toch. Binnen een team blijkt bijvoorbeeld dat mevrouw Jansen heel anders reageert op hoe medewerker A haar helpt dan wanneer medewerker B dat doet. Binnen het team zijn daar ook wel wat irritaties over. Want mevrouw Jansen laat zich alsmaar lovend uit over medewerker A, daarbij medewerker B duidelijk te kennen gevend dat zij als ‘zuster’ geen knip voor de neus waard is.
In een moreel beraad kan mevrouw Jansen ongetwijfeld precies uit de doeken doen waarom medewerker A toch zo fantastisch is. En dat kan het team weer veel informatie geven over hoe je cliënten kunt benaderen en of dat altijd hetzelfde moet zijn. Want wat blijkt? Mevrouw Jansen heeft een eigen banketbakkerswinkel gehad. En zij was daar degene die oog had voor detail. Ze lette op of de prijsjes zichtbaar op de producten stonden, of de kruimels weg waren gehaald ook daar waar je ze niet meteen ziet en ze droeg haar schort onberispelijk. Nu is medewerker A iemand die ook als vanzelf oog heeft voor details. Ze besteedt daar veel aandacht aan. En is minder bezig met grote lijnen. Daar is medewerker B weer veel beter in. En dat is wat mevrouw Jansen minder interesseert. De waarden van mevrouw Jansen komen dus niet overeen met die van medewerker B. Maar daarom is zij nog geen slechte zorgverlener. Ze doet het alleen anders dan haar collega. En gelukkig maar. Want zo hebben we meer kans dat bepaalde zorgverleners beter passen bij bepaalde cliënten. Lang leve dus de diversiteit in benadering.
De moraal van het verhaal is natuurlijk dat we ons vaak niet erg bewust zijn van onze manieren van kijken, denken en doen. En dat geldt ook voor die van de cliënt. Terwijl daarnaar vragen wel een schat aan informatie oplevert, die een team veel mogelijkheden voor reflectie en inzicht biedt. Om je zo dus steeds bewuster te worden van je eigen kijken, denken en doen. En daarmee kun je die niet gekozen, maar vaak intieme, relatie met cliënten bewuster en dus ‘waarde-voller’ vorm en inhoud geven.
Yvonne van Gilse, directeur LOC Zeggenschap in zorg