Het gaat er om dat je met elkaar van gedachten wisselt over moeilijke keuzes en daarbij je eigen waarden, normen en gevoelens kunt overdenken’, vindt Tjeerd van der Meer, geestelijk verzorger bij Jeugdhulp Friesland. Hij is enthousiast over de praktisch ethische benadering die Jeugdhulp Friesland gebruikt bij het bespreken van ethische dilemma’s. Een toelichting aan de hand van een casus uit de dagelijkse praktijk.
‘Ik gebruik de 'praktisch ethisch benadering' tijdens teambesprekingen’, vertelt Tjeerd van der Meer. Om een casus op het spoor te komen waar ethische vragen leven, starten we met de vraag: denk eens aan een situatie van de afgelopen twee weken waarover je het gevoel hebt ‘dit klopt niet, zo mag het niet’ of ‘het voelt toch niet goed’. ‘Een team bijvoorbeeld had twijfels over een moeder. Ze vroegen zich af of het wel goed ging thuis en of deze moeder haar zoon van vijf wel aankon. Het toeval wilde dat een moeder van een andere groep een oppas nodig had en juist deze moeder hiervoor had benaderd. De betreffende moeder, waar zij vraagtekens bij hebben, past nu ook nog op kinderen van een ander. Het was geregeld tussen die moeders, maar moesten ze die andere moeder niet inlichten. De organisatieregels zijn duidelijk: dat is niet aan ons. Wij mogen niet met een cliënt over een andere cliënt praten, dat is privacyschending. Daarmee is de kous af, maar gevoelsmatig is voor de medewerker de kous helemaal niet af. Hoe kun je hierin een weg vinden? Tijdens de besprekingen gaat het over dit soort vragen, waar allerlei persoonlijke gevoelens naar boven komen.’
‘De methodiek, ontwikkeld door trainer en coach Marcel Hoek, is heel praktisch. In de eerste fase doe je een brede inventarisatie. De ethiek zit alleen in de stappen één en twee. Er worden niet alleen vragen gesteld over de feiten, maar ook over de waarden, belangen en rollen. Wat ik heel aardig vind, is dat vanuit die brede inventarisatiefase in de tweede stap de gewetensvraag wordt gesteld. Een gewetensvraag begint met “mag” of “moet”. “Mag dit wel” of ‘moet het niet zo”. De gewetensvraag ontrafelt heel veel. Door deze manier van werken kom je er na inventarisatie vaak achter dat er in een casus meerdere gewetensvragen spelen en er veel meer dilemma’s zijn dan je in eerste instantie dacht. Het kan bijvoorbeeld gaan over een vraag die betrekking heeft op een situatie tussen de ouders en het kind, maar tegelijkertijd kunnen er ook vragen en dilemma’s spelen tussen de ouders en de pleegzorgwerker of tussen de medewerker van Jeugdhulp Friesland en Bureau Jeugdzorg. Dan merk je opeens dat het gaat om drie dilemma’s die opgelost moeten worden in deze situatie. Dat werkt verhelderend. De brede inventarisatie maakt dat je breder kijkt.’
‘Als je in de inventarisatiefase goed hebt stilgestaan bij de waarden, kun je een gewetensvraag beantwoorden. Het kan gaan om waarden als vrijheid, autonomie van het kind, de veiligheid van het kind of de vrijheid van de ouders om het kind op te voeden zoals zij dat willen. Je kunt zeggen: wij als organisatie vinden het zo, vanuit onze visie als organisatie kiezen we voor deze waarde en van daaruit hebben we een bepaalde visie op het kind of hoe dingen zouden moeten. Dat haalt het weg uit het persoonlijke, zodat je breder kijkt naar een casus. Mooi is dat medewerkers met elkaar kunnen nadenken over oplossingen voor de dilemma’s. Je kunt er praktisch gezien iets mee doen. Medewerkers hebben daar ook behoefte aan; het moet toepasbaar zijn op hun werk. Een oplossing kan ook zijn dat je concludeert: hier komen we niet uit, we moeten de kwestie bij het management neerleggen. Het stappenplan gaat dan nog door: neem een besluit en evalueer dat.’
Over het algemeen zijn medewerkers erg enthousiast als ze helder krijgen welke dilemma’s en gewetensvragen spelen in een casus. Het heeft een opluchtende werking als je klaarheid kunt scheppen in dit soort dilemma’s. Het wordt opeens een stuk duidelijker. En als het duidelijker wordt, kunnen er makkelijker keuzes gemaakt worden. Keuzes die soms niet gemakkelijk zijn. Want als je kiest voor de veiligheid van een kind, kies je soms tegen de autonomie van ouders wat betreft hun opvoedingsplan. Daar moet je dan wel wat mee. Soms volgt er dan een melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het is niet altijd gemakkelijk als oplossing, maar je kunt wel zeggen: we hebben er over nagedacht en we pakken het zo aan. Het gaat er om dat je met elkaar van gedachten wisselt over moeilijke keuzes en daarbij je eigen waarden, normen en gevoelens kunt overdenken.’
Tekst AnneMarie Bloemhoff